Lagen In dit hoofdstuk vindt u een overzicht over hoe lagen in &chalk; werken. Achtergrondinformatie over lagen Wanneer u de uitgebreide mogelijkheden van &chalk; wilt gebruiken, is het bijna een vereiste om iets van lagen te weten. Als u lagen gebruikt, kunt u op één gedeelte van de afbeelding werken zonder de rest te veranderen. De meeste effecten kunnen het best op een laag toegepast worden, in plaats van op de gehele afbeelding. Als u een effect op een gehele afbeelding wilt toepassen, kan dat natuurlijk ook, &chalk; heeft die mogelijkheid en er is niets op tegen. De idee achter lagen is vrij eenvoudig. Zoals de naam suggereert, liggen lagen op elkaar en vormen met elkaar een stapel (layer stack). De uiteindelijke afbeelding is datgene wat u ziet als u van boven naar beneden door de stapel kijkt. Dit betekent dat de bovenste lagen gewoonlijk min of meer transparant zijn, omdat u niet door een laag heen kunt kijken die niet transparant is. (&chalk; werkt met dekking in plaats van met transparantie. Een laag met een dekking van 100 procent is 0 procent transparant, en omgekeerd). Een laag die zich hoger in de stapel bevindt, wordt later toegepast dan een laag lager in de stapel. Het effect dat laag nummer 4 bijvoorbeeld aan de afbeelding toevoegt, wordt toegepast op het resultaat van de lagen 1 tot en met 3. Elke afbeelding die u in &chalk; bewerkt bevat lagen. Wanneer u een nieuwe afbeelding creëert, bevat het palet "Lagen" (gewoonlijk rechtsonder in het venster, zie dit gedeelte) één laag. Al het tekenen en bewerken wordt op die laag toegepast. Zodra u meer lagen toevoegt, kunt u kiezen op welk gedeelte van de afbeelding u wilt werken, door de gewenste laag te kiezen. Alle bewerkingen worden dan op die laag toegepast, totdat u een andere laag kiest. Lagen zijn ook prima geschikt om te controleren of het toevoegen van bepaalde effecten (of het toepassen van bepaalde wijzigingen) het gewenste resultaat oplevert. Voeg een laag toe die de effecten bevat die u wilt uitproberen en maak de laag zichtbaar of onzichtbaar met het "oog-pictogram" in het palet "Lagen". Deze methode van werken kan vooral nuttig zijn als u meerdere effecten hebt: maak ze in alle mogelijke combinaties zichtbaar en onzichtbaar en bekijk welke u het beste vindt. Omdat u de lagen kunt verplaatsen, kunt u ook experimenteren met de volgorde waarop de effecten worden toegepast. Zie de Snelgids: Selecties en lagen voor een inleiding met voorbeelden. Het palet "Lagen" Het palet "Lagen" gebruikt u om lagen te manipuleren. U ziet er een overzicht van alle lagen in de afbeelding. U kunt lagen toevoegen, verwijderen, verplaatsen en wijzigen. Het palet "Lagen" bestaat uit drie delen. In het middelste gedeelte ziet u een overzicht van alle lagen in de afbeelding. Bovenin kunt u enkele eigenschappen voor de huidige laag instellen, Onderin zijn enkele opties voor het beheren van lagen te vinden. Deze drie gedeelten woden hierna gedetaillerder beschreven. Lagenoverzicht In dit gedeelte ziet u de lagen in de afbeelding. De laaggroep-hiërarchie wordt in een boomstructuur getoond: lagen die bij een lagengroep horen staan een beetje naar rechts ingesprongen om aan te geven dat ze bij die groep horen. Van elke laag wordt een miniatuur-voorbeeld en de naam getoond. De laagnaam wordt voorafgegaan door een map-pictogram als het een lagengroep is. Verder zijn er nog twee indicatoren: het oog-pictogram, dat aangeeft of de laag momenteel zichtbaar is (een open oog betekent dat de laag zichtbaar is, een gesloten oog beteken dat de laag niet zichtbaar is), en het hangslot-pictogram, dat aangeeft of een laag vergrendeld is. Aan een vergrendelde laag kunnen geen wijzigingen gemaakt worden. Wanneer u op het oog-pictogram van een laag klikt, wordt de zichtbaarheid van de laag in- of uitgeschakeld. Wanneer u op het hangslot-pictogram klikt, schakelt u tussen het wel en niet kunnen bewerken van die laag. Klik op de naam van de huidige laag om de laag te hernoemen, dit werkt alleen als u op de naam van de huidige laag klikt. Om de zichtbaarheid of de vergrendeling van een laag om te schakelen, hoeft de laag niet eerst geactiveerd te worden, u kunt direct op de betreffende pictogrammen klikken. Dubbelklik op een laag in de lijst om het dialoogvenster Laageigenschappen te openen. In dit dialoogvenster kunt u de kleurruimte en het profiel van de laag vinden. U kunt hier ook de naam, de dekking en de samenstelmodus wijzigen. Laagopties Bovenin het palet "Lagen" bevinden zich twee elementen waarmee u eigenschappen van de huidige laag kunt instellen. In de keuzelijst, links, kunt u snel een samenstelmodus kiezen. Met de schuifpijlen en de schuifregelaar aan de rechterkant kunt u de dekking van de laag wijzigen. Onderin zijn er vijf knoppen. Van links naar rechts: De knop Nieuwe laag, als u erop klikt verschijnt er een submenu waarin u kunt kiezen welk type laag u wilt toevoegen. Dit menu kan ook geopend worden door met de &RMB; op het palet te klikken. De knoppen Laag omlaag verplaatsen en Laag omhoog verplaatsen, hiermee kunt u de huidige laag in de huidige lagengroep omhoog en omlaag verplaatsen. Als de laag al op de onderste of de bovenste plaats in de lagengroep staat, wordt de laat buiten de lagengroep geplaatst als u op één van deze knoppen klikt. De knop Laageigenschappen, klik erop om het dialoogvenster Laageigenschappen te openen, hetzelfde dialoogvenster dat geopend wordt na dubbelklikken op de laag. De knop Laag verwijderen, klik hierop om de laag te verwijderen. Met lagen werken Lagen zijn tamelijk belangrijk als u de uitgebreide mogelijkheden van &chalk; gebruikt, daarom kunt u ook heel veel met de lagen doen. Enkele van de mogelijkheden uit het menu Laag menu zijn: Lagen toevoegen, verwijderen en dupliceren; Laagmaskers creëren en bewerken; Lagen spiegelen, roteren, schalen en schuintrekken; Lagen naar andere kleurruimten converteren; Lagen als afbeelding opslaan; Laag-histogrammen bekijken. Aanpassingslagen Aanpassingslagen zijn lagen die bestaan uit een filter en een optionele selectie. Het filtereffect wordt toegepast op de samengestelde afbeelding van alle lagen onder de aanpassingslaag in de huidige lagengroep. Het grootste voordeel is dat aanpassingslagen deze effecten toepassen zonder iets te verknoeien. De oorspronkelijke afbeelding wordt niet gewijzigd. Bijna alle filters van &chalk; zijn geschikt om in aanpassingslagen gebruikt te worden -- zelfs filters die anders de kwaliteit van een afbeelding omlaag zouden brengen. Het regendruppelfilter bijvoorbeeld, converteert een afbeelding naar 8-bit-RGB voordat het zijn werk doet. Als u deze filter direct op een 16-bit L*a*b*-laag probeert toe te passen, geeft &chalk; een waarschuwing over de conversie naar RGB en weer terug die deze filter zou veroorzaken. Met aanpassingslagen gebeurt dit niet: de oorspronkelijke gegevens worden niet gewijzigd, het is dus veilig om het filter toe te passen. Hoe zit het dan met de kleurruimte van een aanpassingslaag? Om dit te onderzoeken, moet u weten wat er gebeurt wanneer &chalk; een aanpassingslaag rendert. Aanpassingslagen en selecties Als de momenteel actieve laag een actieve selectie heeft, wordt die selectie gekopieerd en als masker voor de aanpassingslaag gebruikt. Als er geen actieve selectie is, is er ook geen masker en de aanpassing zal toegepast worden op alle lagen onder de aanpassingslaag in de huidige groep. Er is geen methode om een masker aan een bestaande aanpassingslaag toe te voegen. Als er een masker in de aanpassingslaag is, kunt u het masker bewerken met behulp van het gewone tekengereedschap en de tekenacties. Een opmerking over projecties &chalk; stelt de lagen, per lagengroep, samen van beneden naar boven. Het geheel -- of de projectie zoals het ook wel genoemd wordt -- wordt dan door de aanpassingslaag gefilterd. Als er lagen boven de aanpassingslaag zijn, worden die op de projectie samengesteld. &chalk; converteert alle laaggegevens vóór het samenstellen, als de onderste laag in een afbeelding dus uit grijstinten bestaat, worden alle lagen naar grijstinten geconverteerd voordat ze worden samengesteld -- en dat betekent dat de aanpassingslaag ook uit grijstinten zal bestaan. Met deze wetenschap kunt u begrijpen waarom &chalk; vaak betere prestaties levert wanneer er gewerkt wordt met lagen bovenop een aanpassingslaag die zich bovenop een complexe laagstructuur bevindt : &chalk; gebruikt de projectie en kijkt zelfs niet naar de lagen onder de aanpassingslaag. Behalve natuurlijk als u één van die lagen verandert. Samenstelmodi Lagen kunnen op diverse manieren worden samengesteld, elke manier levert een ander effect op. In dit gedeelte worden de beschikbare samenstelmodi beschreven. Bij elke beschrijving vindt u een voorbeeld: bovenop de oorspronkelijke afbeelding (zie hieronder) wordt een regenboog-kleurverloop toegevoegd. De oorspronkelijke afbeelding De oorspronkelijke afbeelding De oorspronkelijke afbeelding <guilabel >Normaal</guilabel > De modus Normaal doet niets bijzonders. De laag wordt aan de afbeelding toegevoegd en als er geen speciale effecten, zoals dekking, gewijzigd worden, zijn de onderliggende lagen alleen zichtbaar zijn op plaatsen waas de nieuwe laag zelf transparant is. Het kleurverloop toegevoegd met de samenstelmodus Normaal Het kleurverloop toegevoegd met de samenstelmodus Normaal Het kleurverloop toegevoegd met de samenstelmodus Normaal <guilabel >Vermenigvuldigen</guilabel > De modus Vermenigvuldigen mengt de twee lagen zodat de onderste laag ingekleurd wordt door de nieuwe laag. Het resultaat is in het algemeen vrij donker. Het kleurverloop toegevoegd met de samenstelmodus Vermenigvuldigen Het kleurverloop toegevoegd met de samenstelmodus Vermenigvuldigen Het kleurverloop toegevoegd met de samenstelmodus Vermenigvuldigen <guilabel >Branden</guilabel >, <guilabel >Ontwijken</guilabel >, <guilabel >Delen</guilabel > en <guilabel >Scherm</guilabel > de modi Branden, Ontwijken, Delen en Scherm voegen allemaal een brandend effect toe door contouren in plaats van rechte lijnen te volgen. Bovendien gebruiken Branden en Delen geïnverteerde kleuren in plaats van de feitelijke kleuren van de samengestelde laag. Het kleurverloop toegevoegd met de samenstelmodus Branden Het kleurverloop toegevoegd met de samenstelmodus Branden Het kleurverloop toegevoegd met de samenstelmodus Branden Het kleurverloop toegevoegd met de samenstelmodus Ontwijken Het kleurverloop toegevoegd met de samenstelmodus Ontwijken Het kleurverloop toegevoegd met de samenstelmodus Ontwijken Het kleurverloop toegevoegd met de samenstelmodus Delen Het kleurverloop toegevoegd met de samenstelmodus Delen Het kleurverloop toegevoegd met de samenstelmodus Delen Het kleurverloop toegevoegd met de samenstelmodus Scherm Het kleurverloop toegevoegd met de samenstelmodus Scherm Het kleurverloop toegevoegd met de samenstelmodus Scherm <guilabel >Bedekking</guilabel > De modus Bedekking kleurt, net als de modus Vermenigvuldigen, de onderliggende laag in. Het resultaat is ongeveer net zo licht als de oorspronkelijke laag. Het kleurverloop toegevoegd met de samenstelmodus Bedekking Het kleurverloop toegevoegd met de samenstelmodus Bedekking Het kleurverloop toegevoegd met de samenstelmodus Bedekking <guilabel >Donkerder maken</guilabel > De modus Donkerder maken maakt de onderliggende laag donkerder bij het inkleuren om de kleuren met de samengestelde laag in overeenstemming te brengen. Het kleurverloop toegevoegd met de samenstelmodus Donkerder maken Het kleurverloop toegevoegd met de samenstelmodus Donkerder maken Het kleurverloop toegevoegd met de samenstelmodus Donkerder maken <guilabel >Lichter maken</guilabel > De modus Lichter maken maakt de onderliggende laag lichter bij het inkleuren om de kleuren met de samengestelde laag in overeenstemming te brengen. Het kleurverloop toegevoegd met de samenstelmodus Lichter maken Het kleurverloop toegevoegd met de samenstelmodus Lichter maken Het kleurverloop toegevoegd met de samenstelmodus Lichter maken <guilabel >Tint</guilabel >, <guilabel >Verzadiging</guilabel > en <guilabel >Waarde</guilabel > De modi Tint, Verzadiging en Waarde voegen respectievelijk de tint-, verzadiging- en waarde-component van de samengestelde laag toe aan de onderliggende laag. Het kleurverloop toegevoegd met de samenstelmodus Tint Het kleurverloop toegevoegd met de samenstelmodus Tint Het kleurverloop toegevoegd met de samenstelmodus Tint Het kleurverloop toegevoegd met de samenstelmodus Verzadiging Het kleurverloop toegevoegd met de samenstelmodus Verzadiging Het kleurverloop toegevoegd met de samenstelmodus Verzadiging Het kleurverloop toegevoegd met de samenstelmodus Waarde Het kleurverloop toegevoegd met de samenstelmodus Waarde Het kleurverloop toegevoegd met de samenstelmodus Waarde <guilabel >Kleur</guilabel > De modus Color kleurt de onderliggende laag in, dit levert heldere kleuren op. Het kleurverloop toegevoegd met de samenstelmodus Kleur Het kleurverloop toegevoegd met de samenstelmodus Kleur Het kleurverloop toegevoegd met de samenstelmodus Kleur Laagmaskers Een laagmasker is eigenlijk een masker dat u op de laag waarop u schildert plaatst. Dit maskeert letterlijk gebieden van de laag, zodat de inhoud eronder te zien is. U kunt met grijstinten op de laag schilderen: hoe meer zwart, hoe meer de laag eronder te zien is, hoe meer wit, hoe minder de laag eronder te zien is. Volledig wit laat niets doorschijnen, volledig zwart laat alles doorschijnen. U kunt het ook zien als het selecteren en knippen van een gedeelte van de afbeelding, de geselecteerde stukken verdwijnen. Wat is het nut van zo'n masker? Het grootste voordeel is dat er niets verknoeid wordt: als blijkt dat u het verkeerde gedeelte van de afbeelding gemaskeerd hebt, kunt u eenvoudig het masker verwijderen en opnieuw beginnen. Bij het knippen van selecties is dit veel moeilijker, zo niet onmogelijk, vooral als de afbeelding in meerdere sessies bewerkt wordt. Hoe kunt u een masker creëren? Er zijn twee methoden: Met niets beginnen. LaagMaskerMasker aanmaken. Het masker is in het begin helemaal wit. Zolang u niet op het masker schildert, ziet u niets veranderen. met een selectie beginnen. Laag MaskerMask van selectie maken. Het geselecteerde gedeelte wordt vervangen door wit. Dit betekent dat volledig geselecteerde gebieden zichtbaar zijn, volledig ongeselecteerde gebieden onzichtbaar, en de rest is gedeeltelijk zichtbaar, afhankelijk van hoeveel het gebied geselecteerd was. Het masker bewerken Zorg er eerst voor dat u het masker en niet de laag bewerkt, controleer of LaagMaskerMasker bewerken geactiveerd is. (Standaard is dit zo.) Daarna kunt u op de laag schilderen, alleen schildert u nu op het masker, in plaats van op de laag zelf. Om te stoppen met het bewerken van het masker haalt u de markering in het menu bij Masker bewerken weg. Er is ook een optie om het maske te tonen, activeer Laag MaskerMasker tonen. (Dit is standaard niet geactiveerd). Deze optie laat de gehele laag zien als een representatie van het masker in grijstinten, in plaats van de eigenlijke laag. Dit kan handig zijn om te zien waar het masker zich bevindt, maar het is niet zo handig als u het masker wilt bewerken, omdat u de eigenlijke laag niet kunt zien. U kunt het masker verwijderen en eventueel opnieuw beginnen door het menu LaagMaskerMasker verwijderen te kiezen. U kunt het masker ook toepassen, dit betekent dat het masker permanent wordt: het masker zelf wordt verwijderd, maar het transparantie-effect wordt aan de laag toegevoegd.